Maandag 14 september ben ik uitgenodigd bij de première van de film van Everest. Over een mini rode loper wandel ik de Pathé binnen. Om mij heen zie ik een bont gezelschap van bekende Nederlanders die ik al een tijdje niet meer op televisie heb gezien. Zelfs Jody Bernal is van de partij. En een groepje klimmers. Natuurlijk praten we over nieuwe tochten. Wat doe jij? In kleine kring vertel ik over mijn nieuwe plannen… stay tuned!.

De voorzitter van de bergsport vereniging opent de avond, door compleet met afritsbroek een interview af te nemen met een van de sherpa’s die een hoofdrol speelde in het drama van Everest’96.

Films over klimmen hebben één ding gemeen, ze zijn heel slecht; lawines van piepschuim. Klimmers die een sprintje trekken op 8000-meter om vervolgens een gletsjerspleet over te springen en dan nog net aan één ijsbijl blijven hangen aan de overkant, ondertussen nog net een lawine ontwijkend. Is deze versie van Everest de regel of juist de uitzondering daarop?

De film speelt zich af in 1996. Aan het begin van de jaren ’90 ontstond er een trendbreuk in de expeditiewereld. Niet langer waren expedities nationale aangelegenheden, alleen weggelegd voor de elite onder de klimmers. Commerciële aanbieders begonnen klimmers mee te nemen naar de hoogste berg van de wereld. In 1996 ging dit verschrikkelijk mis. Twaalf klimmers vonden de dood. Over het drama schreef Jon Krakauer de internationale bestseller “de IJle Lucht in”.

Het effect? Het aantal aanbieders en aanmeldingen voor commerciële expedities steeg explosief in de daarop volgende jaren. Klimmen begint bij emotie en niet ratio. Ooit las ik bij de kapper een recensie over het boek. Het fascineerde mij en spoorde mij aan om meer te lezen over een bergsport. Niet veel later boekte ik een beginnerscursus alpinisme, het begin van mijn klimloopbaan.

Nieuwsgierig naar het resultaat zet ik mijn zwarte 3D bril op en zak in mijn stoel. Met een glimlach van herkenning laat ik de beelden op mij af komen. De chaos van Kathmandu, het vliegveld van Lukla, de trektocht naar BC, flauwe grappen onder klimmers in het basiskamp. Het is net alsof ik weer in de bergen ben.

Het drama is schitterend in beeld gebracht. Natuurlijk zijn tien aan elkaar gebonden ladders over een gletsjerspleet overdreven. Maar over vijf delen ben ik wel eens een spleet overgestoken. Het gevoel in je maag als de klimmer de spleet in kijkt, is exact hetzelfde. Het huilen van de wind gaat niet 24uur per dag door, maar de imitatie is behoorlijk waarheidsgetrouw.

Jon Krakauer, auteur van de IJle lucht in, gaf kort voor de première aan nog steeds te lijden aan een posttraumatisch stresssyndroom door de gebeurtenissen in ’96. De beelden van de topdag van mijn 2012 expeditie lijken op die van 10 mei 1996. Mijn herinneringen aan die zwarte nacht heb ik weggestopt in een verhuisdoos waar inmiddels een laag stof op zit. De beelden van het drama trekt de doos weer open en doen mij huiveren. Zo ging het wel ongeveer ja…

Qua belevingswaarde vind ik de film super. Natuurlijk, de personages hebben nauwelijks inhoud, de gebeurtenissen zijn gedramatiseerd. Maar dat het gebaseerd is op een waargebeurd verhaal staat niet zo ver van de waarheid af, als de tientallen meters brede gletsjerspleten doen vermoeden. Na 121 minuten veeg ik mijn zweethanden aan mijn broek af en loop de bioscoop uit. Ik vind hem de moeite waard!