Met een heel laag tempo ren ik een rondje over de bruggen van Rotterdam. Hoger dan 120 mag mijn hartslag niet komen. Ondertussen word ik ingehaald door andere lopers, dikker, ouder en minder getraind. Het boeit mij niet, ik loop mijn eigen training. Sinds de trainingsadviezen van Frank Heldoorn in 2012 weet ik dat het belangrijk is om alle hartslagzones afwisselend te trainen. Van laag tot hoog. Het doet mij denken aan 1996, toen ik het nieuwe motorblok van mijn brommer moest inrijden. 1000 km lang, afwisselend in iedere versnelling. Met mijn brommer reed ik urenlang langs de rivier en weer terug. Oersaai, maar blijkbaar nodig om echt fit te worden. In 2012 bleek uiteindelijk dat bij dezelfde hartslag 120 mijn sukkeldrafje 2 km sneller was geworden. Dat was de bedoeling!

Fitheid is een breed begrip. Een marathonloper doet het slecht met gewichtheffen. Een voetballer moet je niet laten turnen. Fit zijn ze wel allemaal. De beste training is meestal de sport zelf beoefenen. Maar hoe oefen je het beklimmen van een berg van 8850 meter in zeer ijle lucht in een vlak land beneden de zeespiegel?

Tot bepaalde hoogte toch een Everest beklimming imiteren? De topdag van de Everest kan zomaar 20 uur duren. Het is natuurlijk niet te verstandig om zo lang te trainen. De baten zijn veel kleiner dan de lasten. Maar over het algemeen: lange duurtrainingen zijn nuttiger om de lactaat-tolerantie (verzuring van de spieren)_te vergroten dan korte en intensieve trainingen. Bovendien, de allersnelste hoef ik niet te zijn. Ik wil alleen zo fit zijn dat ik bij de laatste klimmers hoor die om conditionele redenen in de problemen raken.

De zuurstoftent komt over twee weken. Daardoor heb ik een voorsprong in mijn acclimatisatie. Mijn lichaam past zich daardoor in de bergen sneller aan dan een klimmer die hier niet voor kiest. Ik bespaar energie en teer niet eerder in op mijn reserves dan nodig. Met een speciaal zuurstofmasker train ik met de fiets op de Tacx. Mijn lichaam went zo aan het presteren in een zuurstofarme omgeving. Ik kijk uit naar de tent. Lekker 10 uur per dag in een prikkelarme omgeving. Mannen zijn nu eenmaal wat autistischer aangelegd. Gewoon, vijf uur lang naar een dobber kijken en focussen op één ding.

Het is leuk om uit te pluizen volgens welk protocol ik het beste kan trainen. Maar over zuurstoftenten en expeditieklimmen is weinig wetenschappelijk onderzoek beschikbaar. De materie is complex. Vraag drie mensen om advies en drie totaal verschillende adviezen zijn het resultaat. Marcel Wouda’s antwoorden overtuigen mij het meest.

Op andere vlakken is genoeg wetenschappelijk onderzoek beschikbaar. Henk Kraaijenhof dook in diverse publicaties en kwam met een afgewogen voedings- en trainingschema voor mij. Beter dan borrelpraat met alle bijbehorende fouten klakkeloos overnemen denk ik. Wie wist bijvoorbeeld dat wetenschappelijk is bewezen dat duindoornjam de acclimatisatie bevordert?

Ik zie overeenkomsten met het Als project MinE. Ook daarbij gaat het er niet om dat we er als eerste zijn. Als we het ultieme doel maar behalen. Ondertussen worden in de strijd tegen ALS belangrijke mijlpalen bereikt. Het genetisch onderzoek MinE gaat naar zijn einde toe. In de ontwikkeling van een medicijn om de ziekte te vertragen en uiteindelijk te genezen worden belangrijke vorderingen gemaakt, zie ook www.treeway.com. Ook hier is de weg naar de top nog lang, maar terugkijkend is het kamp van waaruit we vertrokken kleiner en kleiner aan het worden.

Lopen, kracht, zwemmen en weer een puzzelstukje van de randzaken leggen, de week vult zich vanzelf. Negen weken tot vertrek nu!