“My mind is in a state of constant rebellion. I believe that will always be so.” 
― George Mallory, Everest climber 1924-

Op 5 april is het dan eindelijk zo ver, ik vertrek naar Nepal voor mijn nieuwe Everest expeditie. Op Zestienhoven is de kern van mijn vriendengroep en familie aanwezig om mij uit te zwaaien, hoe tof dat ze de die moeite (weer) hebben genomen!

In het vliegtuig glijdt alle stress en hectiek van de voorbereiding langzaam van mijn schouders. Wonder boven wonder is het weer gelukt om sponsoring te vinden voor mijn expeditie. De voorbereiding was zwaar en druk, zowel fysiek, mentaal als logistiek. Eindelijk hoeft niet alles meer in de hoogste versnelling. Eindelijk naar een prikkelarme omgeving als Everest Base Camp.

Naast mij in het vliegtuig zit een zwaarlijvige vrouw die zwaar ademend over mijn stoel hangt. Voor mij het type passagier dat direct de stoel maximaal achteruit zet zodra het lampje uitgaat. Ik probeer mij niet te ergeren, wat maar ten dele lukt. Ik blader wat in een tijdschrift tot mijn oog valt op een artikel in psychologiemagazine over stoppen of doorgaan met dingen. Grofweg weeg je die beslissing langs drie punten; 1. Onvrede met de huidige situatie. 2. Aantrekkelijkheid van het alternatief. 3. De investeringen tot nu toe. Pas als de droom ten koste gaat van mijn geluk of relatie stop ik. Zo raar is om weer terug te gaan! In de bergen vind ik mijn geluk, daar is geen alternatief voor. De investeringen tot nu toe zijn allesoverheersend. Soms denk ik dat ik niet wil, maar ik kan niet zonder. Het gevoel dat mijn zintuigen op scherp staan vind ik in de bergen. Ik ben er in leven, terwijl ik thuis alleen maar besta.

Het vliegveld van Kathmandu is een oase van rust. Het tapijt op het vliegveld is vervangen door nieuwe, waardoor ik de bedompte welkomsgeur dit jaar niet opsnuif. Nieuw is ook de handbagagescan. Drie Nepalezen turen naar de monitoren, om vervolgens nergens op aan te slaan. Het detectiepoortje aan de luchthaven slaat bij iedere passagier die er doorheen loopt diep in het rood zonder dat iemand er naar omkijkt.
Zodra de schuifdeuren van de vertrekhal opengaan komt de aangename warmte mij tegemoet. Recht voor mij staat expeditieleider Arnold Coster. Hij hangt Jorieke een kleurige gele kata om haar nek als voorbereiding. Ik heb er een rode bij voor in de verzameling.

Kathmandu is zoals altijd vol geuren, kleuren en geluiden. Het lijkt wat rustiger dan in andere jaren. De aardbeving van vorig jaar heeft gezorgd voor minder toeristen dan normaal. Hier en daar zijn de sporen van de beving nog te vinden. Muurtjes zijn weer opgestapeld. Gebouwen sloopt. Sommige gebouwen zijn aan hun lot overgelaten, om langzaam verder in verval te raken of om ooit weer opgebouwd te worden.

De eerste avond is een weerzien met oude bekenden. Arnold natuurlijk en Grace Mc Donald uit Canada, die ken ik van Everest 2012 en 2014. Grace is een soort zus voor mij, nooit eerder zag ik zo’n enorm sterke vrouw in de bergen. Violetta is een Finse dame die ik wel eens eerder in Kath heb gezien. Het is fijn om onder gelijk gestemden te zijn. Veel klimmers zijn vrijgevochten. Hebben hun leven georganiseerd rondom de bergen. Ergens zijn al deze mensen een eenrichting pad ingewandeld. Een weg terug naar een normaal bestaan is geblokkeerd. Geen 9 tot 5 baan of standaard gezinsleven, maar bovenal een onvoorwaardelijke liefde voor de bergen. Om mij heen zitten de 1% outlaw van de bergbeklimmers.

Ondertussen glijden de 650ml flessen Ghorka bier naar binnen. De verhalen worden sterker en het gelach harder. Ondertussen eten we lokale specialiteiten als hart, long, lever, beenmerg en de Nepalese variant Filet Americain. Ieder moment verwacht ik een borrelend geluid in mijn buik die de “Kathmandu quickstep” aankondigt. Met een contactlens nog in val ik uiteindelijk in slaap op mijn hotelkamer. De expeditie is begonnen!